Naar hoofdinhoud Naar footer

6 tips die je helpen om te gaan met verward gedrag

Gepubliceerd op: 17-07-2019

Als zorgprofessional krijg je steeds vaker met verwarde mensen te maken. De nieuwe kennisbundel ‘Verward in de wijk’ helpt je hierbij goed op weg. Projectleider Irene Baten van het Kenniscentrum Zorginnovatie: ‘Met deze bundel heb je niet alleen toegang tot kennis, maar krijg je ook een inkijkje in de belevingswereld van mensen met verward gedrag.'

Bij verward gedrag denk je al snel aan psychiatrie, maar ook mensen met een LVB, NAH, autisme en dementie kunnen verward gedrag vertonen. Irene: ‘Er wonen daarnaast steeds meer mensen met verward gedrag thuis. Dit komt onder andere omdat mensen steeds vaker thuis behandeld worden omdat dat effectiever en fijner voor hen is. Dat betekent dat zorgprofessionals die in de wijk werken hier steeds vaker mee te maken krijgen.’

Ook voor het onderwijs

Samen met andere organisaties zoals Vilans, zorgorganisatie Laurens en de Stichting Bevordering Wijkverpleegkundige (SBW) onderzocht het Kenniscentrum Zorginnovatie (Hogeschool van Rotterdam) daarom waar de kennisbehoefte ligt bij zorgprofessionals. Dit door in gesprek te gaan met zorgprofessionals zelf, experts en docenten. Ook deden zij research naar beschikbare kennis. Het resultaat daarvan is de kennisbundel ‘Verward in de wijk’ voor zorgprofessionals en het onderwijs. Elk hoofdstuk bevat een stuk kennis, casuïstiek en links naar publicaties. Daarnaast staan er opdrachten in voor docenten en studenten.

Naar de kennisbundel Verward in de wijk

De 6 tips

TIP 1. WEET WAT VERWARD GEDRAG IS

Irene: ‘Verward gedrag is veel omvattender dan je denkt. Veel mensen denken al snel aan “openlijk storend of afwijkend gedrag vertonen”. Maar het kunnen ook teruggetrokken mensen zijn die daardoor minder opvallen. Als zorgprofessional heb je minder last van dit gedrag, maar de cliënt zelf kan hier enorm onder lijden.’ Meer weten over wat verward gedrag precies inhoudt? Bekijk dan het hoofdstuk ‘Verward of onbegrepen?’ van de kennisbundel. 

TIP 2. VERPLAATS JE GOED IN DE BELEVINGSWERELD VAN JE CLIËNT

De kennisbundel helpt daarbij. Zo vind je er een filmpje van Tim die een psychose heeft gehad. Irene: ‘In dat filmpje vertelt Tim ook over de positieve, extatische gevoelens die hij bij zijn psychose had. Het is dus niet alleen maar kommer en kwel.’ Merk je dat iemand bijvoorbeeld wanen heeft? ‘Luister dan toch naar het verwarde verhaal,’ tipt Irene. ‘Geef daarbij aan “dit is jouw beleving, maar niet de mijne. Ik zie geen spinnen over de muur lopen, maar ik begrijp dat dit voor jou vervelend en angstig is.” Laat het vervolgens aan de huisarts over om te constateren of er sprake is van een psychose.’

TIP 3. RICHT JE VOORAL OP HET GOED OMGAAN MET GEDRAG

Irene: ‘De neiging is soms om te gaan duiden waar iemand last van heeft. Terwijl het belangrijkste is om om te gaan met bepaald gedrag als angst en agressie.’ Zo is er in de kennisbundel een heel hoofdstuk gewijd aan agressie met verschillende tips en methoden om er mee om te gaan. 

TIP 4. SCHAKEL TIJDIG HULP IN

Irene: ‘Het is belangrijk om tijdig bijvoorbeeld een GGZ-partij te betrekken. Nu gebeurt dat vaak pas wanneer een situatie uit de hand loopt. Bespreek ook tijdig met collega’s waar je tegenaan loopt. Zo ken ik een verpleegkundige die thuiskwam bij een cliënt met schizofrenie en hem medicijnen moest geven. Die cliënt werd daarbij steeds hartstikke boos. Gelukkig kon ze met haar collega’s delen dat ze bang was en op die manier extra hulp inschakelen.’ 

TIP 5. ORGANISEER DE HULP GOED

Irene: ‘Mensen met verward gedrag krijgen met heel veel hulpverleners te maken. Ga met deze mensen in gesprek en zorg dat je de verwachtingen helder krijgt en dat er iemand de regie neemt. Maak hier afspraken over en leg deze ook vast.’ In het hoofdstuk ‘Organisatie, wet- en regelgeving en samenwerking in de wijk’ vind je bijvoorbeeld een paragraaf over samenhang en samenwerking.

TIP 6. LUISTER ECHT NAAR MENSEN EN HEB EEN OPEN HOUDING

Irene: ‘Mensen met verward gedrag hebben daarin dezelfde behoeftes als andere cliënten. Wanneer je als zorgverlener daarbij niet lekker in je vel zit, kan een cliënt daar weer op reageren. Of je gehaast bent of niet, de manier waarop je zit: het kan allemaal van invloed zijn. Ook inlevingsvermogen is belangrijk. Wat wij verward vinden, hoeft voor een ander nog niet verward te zijn, maar dan begrijpen wij dat alleen niet. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij problematiek als zorgmijding, vervuiling, hoarding en angst.’ Het hoofdstuk Zorgmijding, vervuiling, hoarding en angst is speciaal hieraan gewijd.

Deel deze pagina via: