Naar hoofdinhoud Naar footer

Dementie herkennen en vaststellen

Sneller geïrriteerd zijn, of ineens niet meer naar vaste activiteiten willen, zich steeds meer terugtrekken, passiever worden, of steeds vaker moeite hebben met ADL-taken. Dit zijn voorbeelden van gedragingen die kunnen wijzen op (beginnende) dementie bij mensen met een verstandelijke beperking. Zie of herken jij deze signalen ook in de praktijk? Het signaleren en vaststellen van (mogelijke) dementie bij mensen met een verstandelijke beperking is belangrijk, omdat dat richting geeft aan de ondersteuning.

Wat is er aan de hand? Het herkennen van dementie is bij mensen met een verstandelijke beperking niet eenvoudig. Hoe ernstiger de verstandelijke beperking, hoe moeilijker achteruitgang in functioneren en dementie zijn vast te stellen. Als iemand bepaalde vaardigheden nooit gehad heeft, is het lastig om een verandering daarin op te merken. Ook geven cliënten de achteruitgang minder vaak zelf aan.  

Samen veranderingen vastleggen 

Het is lastig om dementie te herkennen. Begeleiders, gedragsdeskundigen of naasten verklaren het veranderende, moeilijke of opvallende gedrag bijvoorbeeld verkeerd en denken onterecht dat het hoort bij iets anders, zoals een depressie, drukte, of een spannende gebeurtenis. Maar het gebeurt ook dat zij gedrag te snel en onterecht toeschrijven aan dementie, terwijl er een heel andere oorzaak is, bijvoorbeeld een niet goed werkende schildklier. 

Het is daarom heel belangrijk om de cliënt goed te kennen en dit regelmatig vast te leggen. Veranderingen die je opmerkt kun je daardoor beter vergelijken met hoe iemand ‘normaal’ gesproken was. Samenwerking met familieleden is hierbij erg belangrijk, omdat zij hun naaste vaak goed kennen.  

Diagnose dementie 

Bij vermoedens van dementie is het belangrijk dat je deze deelt met anderen. De diagnose dementie wordt uiteindelijk door een arts en/of een gedragskundige gesteld, altijd in overleg met verschillende betrokkenen rondom de cliënt.